I. Preventiebeleid BSE/NER inzake seksueel misbruik (april 2016)
II. Gedragsregels voor geestelijke begeleiding van GAANDEWEG
III. Opbouw cursus begeleiding Geestelijke Oefeningen
IV. Projectbeschrijving Geestelijke Oefeningen in Vlaanderen en Nederland (10 juni 2014)
In de afgelopen jaren is binnen de R.K. Kerk in Nederland en Vlaanderen beleid ontwikkeld om misbruik door kerkelijke functionarissen tegen te gaan en adequaat om te gaan met situaties waarin sprake is (geweest) van misbruik, niet alleen seksueel, maar ook fysiek of psychisch.
De Nederlandse bisschoppen hebben per 1 juni 2014 de Gedragscode Pastoraatingevoerd en een jaar later is het Meldpunt Grensoverschrijdend gedragin werking getreden. De bisschoppen hebben de oversten van instituten van gewijd leven of sociëteiten van apostolisch leven opgeroepen deze regelingen over te nemen. Daarnaast hebben Paus Franciscus en Pater Generaal van de Sociëteit van Jezus opgeroepen richtlijnen te ontwikkelen die aangeven wat als ethisch en professioneel gedrag kan worden beschouwd voor jezuïeten en hun (betaalde en onbetaalde) medewerkers. Dit heeft geleid tot Preventiebeleid BSE/NER inzake seksueel misbruik[1] (april 2016) zie bijlage I.[2]
Zowel de Gedragscode Pastoraat(van de Nederlandse bisschoppen) als Van taboe naar Preventie(van de Belgische bisschoppen) zijn opgesteld als reactie op de misbruikschandalen. De inhoud is sterk gericht op gedragsregels ter voorkoming van seksueel misbruik van kinderen, maar de strekking is breder. Doel van de Gedragscode Pastoraatis het bevorderen van de sociale veiligheid binnen de R.K. Kerkgemeenschap. “ ‘Sociale veiligheid’ omvat veel meer dan het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag. Het gaat daarbij om het respecteren van ieders geestelijke, psychische en lichamelijke integriteit en het bevorderen van ieders welbevinden in dezen. Een minimale voorwaarde daarvoor is dat in ieder geval geen grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt.” (p. 3 van de Gedragscode).[3]
Bovenomschreven regelingen zijn uitdrukkelijk van toepassing verklaard op leden en medewerkers van de Orde, inclusief vrijwilligers door de (voormalige) Provinciaal BSE/NER.
Velen van degenen die actief zijn als begeleider van de Geestelijke Oefeningen zijn vrijwilligers. De Coördinatiegroep Geestelijke Oefeningen (CoGO) is van mening dat het van belang is het inhoudelijke en eventueel het juridische kader, waarbinnen de begeleiders Geestelijke Oefeningen werken, breder te beschrijven dan de regels met betrekking tot misbruik. Onderstaande beschrijving beoogt hierin te voorzien.
Ingegaan wordt op:
Het dienstwerk van de Geestelijke Oefeningen is een jezuïetenwerk dat onder de verantwoordelijkheid valt van de regionale overste van de Europese Lage Landen (European Low Countries – ELC). In dit project wordt begeleiding van de Geestelijke Oefeningen aangeboden door jezuïeten en niet-jezuïeten die samenwerken in teams. De teams ontvangen hun zending van de regionale overste. De CoGO is verantwoordelijk voor de organisatie van de verschillende initiatieven.[4] De begeleiders worden uitgenodigd om mee te werken in een van de teams. Zij moeten aan de volgende criteria voldoen:
Voor de inhoudelijke omschrijving van geestelijke begeleiding is gebruik gemaakt van voornamelijk het volgende materiaal:
Gedragsregels voor Geestelijke Begeleiding(voor GAANDEWEG, Vereniging van geestelijk begeleiders in België en Nederland, in december 2010 bewerkte versie van Guidelinesfor Ethical Conduct).
Deze zijn bedoeld om geestelijk begeleiders (en hier dus specifiek de begeleiders Geestelijke Oefeningen) te inspireren wat betreft integriteit, verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid in hun praktijk van geestelijke begeleiding.
De weergave hieronder is toegespitst op de situatie van begeleiders van de Geestelijke Oefeningen.
Daarnaast zijn geraadpleegd: – Spiritual Direction Guidelines– Draft, Spiritual Direction Guidelines Working Party (Anglicaanse Kerk), March 2014, en Guidelines for Ethical Conduct, Spiritual Directors International, revised edition 2014.
Geestelijke begeleiding: een relatie[5].
Christelijke geestelijke begeleiding betreft een relatie tussen een geestelijk begeleider (ook aangeduid als “begeleider”) en een begeleide, waarin de focus ligt op de relatie van de begeleide met “de Ander”, d.w.z. God. De rol van de begeleider is de aandacht van de begeleide voor zijn/haar relatie met God te voeden en stimuleren en zo te bevorderen dat deze beter vanuit zijn/haar persoonlijke roeping (namelijk de persoon te worden waartoe hij/zij geschapen is) kan leven door de kracht van de Heilige Geest.
Geestelijke begeleiding beoogt een geëngageerde en dynamische wisselwerking tussen het leven, spiritualiteit en theologie. Dit gebeurt in de context van het leven van de begeleide, geleefd in relatie tot de schepping, de wereld, de plaatselijke gemeenschap en de geloofsgemeenschap.
De begeleider heeft significante potentiële macht en verantwoordelijkheid, die met zorg zouden moeten worden aangewend om de intentie van de relatie niet te ondermijnen. Dit houdt in: zorgvuldigheid in taalgebruik, zorgvuldigheid in het uitspreken van morele oordelen en in het handelen bij besluitvorming zodat de autonomie van de begeleide niet wordt ondergraven.
De begeleider zal zijn/haar dienstwerk aanbieden als deel uitmakend van zijn/haar persoonlijke roeping en binnen de context van zijn/haar eigen geestelijk leven in relatie tot zijn/haar geloofsgemeenschap en zijn/haar eigen begeleider.
Onder punt 2 ‘Verankering’ is al vermeld aan welke criteria een begeleider in het kader van de Geestelijke Oefeningen moet voldoen. Deze worden aangevuld met: Gedragsregels voor Geestelijke Begeleidingvan GAANDEWEG. De weergave hieronder is toegespitst op de situatie van begeleiders van de Geestelijke Oefeningen.
4.1. Persoonlijke spiritualiteit
De begeleider Geestelijke Oefeningen draagt zorg voor het eigen geestelijk leven door:
4.2. Opleiding en vorming
Kandidaat-begeleiders worden onder verantwoordelijkheid van de CoGO uitgenodigd de opleiding tot begeleider van de Geestelijke Oefeningen te volgen. De opbouw en bouwstenen van de opleiding voor kandidaat-begeleiders GO wordt weergegeven in bijlage II.
Na de opleiding verbindt de begeleider Geestelijke Oefeningen zich tot continue vorming als begeleider door:
4.3. Supervisie
De begeleider Geestelijke Oefeningen draagt zorgt voor supervisie door:
4.4. Persoonlijke verantwoordelijkheid
De begeleider Geestelijke Oefeningen neemt op verschillende manieren ruimte voor wat hij/zij verder nodig heeft buiten de geestelijke begeleiding, in het bijzonder door:
4.5. Beperkingen
De begeleider Geestelijke Oefeningen erkent de grens van:
5.1. Overeenkomst
De begeleider Geestelijke Oefeningen maakt afspraken met de begeleide over:
5.2. Waardigheid
De begeleider Geestelijke Oefeningen respecteert de waardigheid van de begeleide door:
5.3. Vertrouwelijkheid
De begeleider Geestelijke Oefeningen handhaaft de vertrouwelijkheid en de privacy van de begeleide door:
6.1. Context van de begeleide
De begeleider Geestelijke Oefeningen heeft aandacht in de begeleidingsgesprekken voor de context waarin de begeleide leeft.
6.2. Geloofsgemeenschappen
De begeleider Geestelijke Oefeningen onderhoudt verantwoorde relaties met geloofsgemeenschappen door:
6.3. De samenleving
De begeleiders Geestelijke Oefeningen, die zichzelf aan het publiek presenteren, zorgen voor de integriteit van geestelijke begeleiding door:
Het Preventiebeleid BSE/NERmaakt integraal deel uit van de in dit stuk voorgestelde Gedragsregels voor geestelijke begeleiding binnen de context van de Geestelijke Oefeningen.
De Gedragsregels voor geestelijke begeleiding binnen de context van de Geestelijke Oefeningenen de implicaties daarvan (b.v. inzake de Verklaring omtrent het gedrag) werden op een vormingsweekend voor begeleiders Geestelijke Oefeningen (november 207) toegelicht.
In de toekomst zullen nieuwe begeleiders ook steeds de betreffende documenten en toelichting krijgen.
Begeleiders GO tekenen voor ontvangst van de documenten:
Deze brochure wordt aan elke begeleider Geestelijke Oefeningen overhandigd – of digitaal bezorgd – samen met deze Gedragsregels. De begeleider GO tekent voor ontvangst.
De opbouw van de opleiding GO is gebaseerd op de dynamiek van de GO: de 4 fasen of 4 weken.
Centrale thema’s van de GO komen aan bod: situering van de GO, spiritualiteit, geestelijke groei, barmhartigheid, principe en fundament, menswording, onderscheiding der geesten, navolging, keuze, passie en liefde.
De verschillende bouwstenen van de opleiding GO zijn:
De opleiding vereist ook huiswerk: voorbereiden van thuisopdrachten en literatuursuggesties en reflectie na de opleidingsdagen.
Als bijlage zal de projectbeschrijving – versie juni 2018 – later toegevoegd worden.
[1] Provincia Belgica Septentrionalis (BSE) en Provincia Neerlandica (NER)
[2] Preventiebeleid BSE/NER p. 6, zie ook p. 7 van de Gedragscode, waarin staat dat van “vrijwilligers wordt verwacht dat zij zich – mutatis mutandis –in hun gedrag richten naar de waarden en normen van dezeGedragscode Pastoraat.”
[3] “Grensoverschrijdend gedrag” wordt omschreven in art. 5.2 van de Gedragscode. Richtlijnen voor de omgang met minderjarigen worden gegeven in art. 6.
[4] Zie punt 2.3, p. 2, van GEESTELIJKE OEFENINGEN IN VLAANDEREN EN NEDERLAND: EEN BESCHRIJVING VAN EEN PROJECT, notitie voor teams GO in Nederland en Vlaanderen, oktober 2014.
[5] Vertaling van: ‘What is spiritual direction?’Uit: Spiritual Direction Guidelines Working Party(March 2014).